Impressie van de laatste studieavond rond Karl Barth

Woensdag 30 november was alweer de derde en laatste lezing van prof. Den Hertog rond het thema “Erken hoe God Barth gebruikte”.
Ging het in de tweede lezing van 9 nov. over met name Barth’s houding tegenover het nationaal socialisme, de laatste lezing schetste de ontwikkeling van Barth’s denken na de tweede wereldoorlog en ging ook in op punten van kritiek die op Barth’s denken zijn aan te voeren.

Voorop staat bij prof. Den Hertog dat Barth voldoet aan het criterium voor een theoloog en christelijk leider: iemand die ons tot Christus brengt! Als reserve-gevangenispredikant in Basel vertelde Barth eens aan zijn gedetineerde toehoorders dat de lange rij theologische boeken die hij geschreven had eigenlijk neerkwamen op één zinnetje: “Mijn genade is u genoeg” (2Kor12:9).

Een bezwaar is dat bij Barth de triomf der genade zo overmachtig straalt dat daarbij het belang van het menselijk geloofsantwoord verdampt. Overigens erkende Barth zelf aan het einde van zijn leven dat hij op dat punt tekort geschoten was, en meer aandacht had moeten geven aan de Heilige Geest en Zijn werk.

Een ander punt van kritiek is Barth’s verwerping van de kinderdoop. Dit was wel ingegeven door zijn afkeer van de praktijk in de duitse en zwitserse volkskerken: een zinledig ritueel. Dan liever de volwassenendoop waarbij de ‘mondige mens’ ja zegt tot Christus. Deze mondige mens is bij Barth nooit de trotse mens van zijn vrijzinnige leermeesters, maar de door God mondig gemaakte mens die dankbaar Zijn genadegave aanvaardt.

Terugkijkend op een serie die een geïnteresseerde leek doet verlangen naar meer: bijv. een studieweek in een mooi conferentieoord; want niet alle vragen konden aan bod komen.

Zoetermeer, 9 december 2011, Leen van der Hulst

2. Om de ware vrijheid van het evangelie

Het Duitsland van het interbellum (tussen de twee wereldoorlogen) is een rauwe werkelijkheid. Ook in het denken komt dat tot uitdrukking: Darwin, Marx, Nietsche en Freud. De Germaanse oorsprong vormt de bron van het nationalisme. Ook de kerken gaan daarin mee: de Glaubensbewegung (van) Deutsche Christen(en) zoekt zijn oorsprong in de kerstening van het germaanse volk.

De Volkskerk sluit daarmee (bijna) naadloos aan bij de nationaal-socialistische beweging. De ‘bruine synode’ (zo genoemd vanwege het grote aantal synodeleden dat het bruine hemd van de nsdap droeg) loopt voorop bij het aanvaarden van de zgn. ariërparagraaf (uitsluiting van niet-germanen voor de kerkelijke ambten).

Barth’s aandeel in het verzet daartegen wordt vaak in de schaduw gesteld van dat van bijv. Bonhoeffer en Schilder; dat is niet terecht. Maar belangrijker is hóe Barth dat verzet fundeert: in mn. de zgn. Barmer Thesen, vanuit de bijbel. Vanuit o.a. het Johannesevangelie: er is maar één goede herder, de anderen zijn huurlingen, dieven, rovers. Een duidelijke stellingname tegen de nsdap-leiders die de zichzelf aan de kerk opdrongen als de leiders van God op aarde (de staat als Gods rijk op aarde).

Barth’s grote werk is zijn Kirchliche Dogmatik (KD). Geschreven in een tijd als de onze: de heilsleer is uit de samenleving teruggedrongen. Door de wetenschap (wij weten nu beter), door Marx (godsdienst is opium voor het volk), door Schwaab (wij zijn ons brein). Dan blijft er maar een hele kleine wereld over voor die heilsleer, zoals bij Hermann: het innerlijke leven van Jezus, als een inspirerende roman-figuur. Het bestaan van God is de vraag, die vanuit menselijke ervaring wordt beantwoord. Barth keert in zijn KD die benadering radicaal om: God vormt het begin, het uitgangspunt, en ik – de mens – ben de vraag!

In de dogmatiek moet het volgens Barth primair gaan om de toetsing van de christelijke prediking aan het Woord (Jezus Christus), en niet om de waan van de dag of de wens van het volk. Als jonge predikant is Barth bekend geworden door een preek waarin hij aangeeft dat een predikant er niet is om de gemeente naar de mond te spreken. Als hoogleraar en schrijver van de KD gaat hij nog verder: die preek klopte niet, want het was de predikant die het Woord gebruikte voor zijn eigen boodschap, en niet eerst het uitgangspunt zoekt in Jezus Christus.

Als een van de weinigen (niet bij Luther, niet in de HC, wel bij Calvijn) begint voor Barth de wet al bij de inleiding: Ik ben jullie God, die je bevrijd heeft. Eerst de ‘zuspruch’ – het verbond, waarop volgt de ‘anspruch’- de uitnodiging tot een antwoord.

Prof. Den Hertog licht twee punten uit, ook als voorschot op enkele vragen voor de derde avond :
1. Uitverkiezing en vrije wil. Barth formuleert dat God in Jezus Christus onze verwerping op zich neemt, terwijl hij in Christus tegelijk ook voor de mens kiest. Verzoening en verkiezing in het kruis verbonden.
2. Schepping en Verbond. Voor Barth is de schepping minder doel in zichzelf (zoals bij Schilder) maar meer het toneel voor het Verbond dat God al voor de schepping is aangegaan.

Flip Bakker, Zoetermeer, 11/11/’11

1. De ruk aan het klokkentouw - de crisis van WO1

De ruk aan het klokkentouw. Dat was het thema van de eerste Ontmoetingsavond in Gouda rond Karl Barth. Prof. Den Hertog behandelde de periode rond de eerste Wereldoorlog. Duitsland ging met de Keizer die oorlog als christelijke cultuuropdracht in - tot verbijstering van Barth. Voor Barth was dat de aanleiding om zich aan de bron te bezinnen: de bijbel. De uitvoerige uitleg van het evangelie vanuit de Romeinenbrief was daarvan het resultaat.

Toen in Duitsland de overlevenden uit de loopgraven terugkeerden, was voor hen de cultuuropdracht veranderd in een (geloofs)crisis - de zoektocht naar het 'wat moeten wij doen', die we ook kennen uit de Handelingen (hfdst. 2). In die situatie vond de boodschap die Barth hoorde in o.a. de Romeinenbrief, een grote weerklank.

In het Nederland anno nu tekent zich ook het einde van de christelijke natie af - ook hier klinkt nu de crisisvraag 'wat moeten wij doen?'
Barth kan helpen.